The yellow pen is easy to find: De gele pen is gemakkelijk te vinden.
|
A yellow pen is easy to find: Een gele pen is gemakkelijk te vinden.
|
A French teacher is here: Een leerkracht Frans is hier.
|
The French teacher is here: De leerkracht Frans is hier.
|
Some languages are hard: Sommige talen zijn moeilijk.
|
Many languages are easy: Vele talen zijn gemakkelijk.
|
The student speaks Korean: De leerling spreekt Koreaans.
|
A student speaks Korean: Een leerling spreekt Koreaans.
|
Some students speak Korean: Sommige leerlingen spreken Koreaans.
|
Many students speak Korean: Vele leerlingen spreken Koreaans.
|
This student speaks Korean: Deze leerling spreekt Koreaans.
|
That student speaks Korean: Die leerling spreekt Koreaans.
|
These students speak Korean: Deze leerlingen spreken Koreaans. |
Those students speak Korean: Die leerlingen spreken Koreaans. |